
Regie: Shih-Ching Tsou | Scenario: Shih-Ching Tsou, Sean Baker | Cast: Janel Tsai (Shu-Fen), Shih-Yuan Ma (I-Ann), Nina Ye (I-Jing), Brando Huang (Johnny), Akio Chen (Wen-Xong Chen) e.a.| Speelduur: 109 minuten | Jaar: 2025
Shih-Ching Tsou verdiende haar sporen als producent en coregisseur van arthousefilms van Gouden Palm-winnaar Sean Baker (Anora). De Taiwanese en de Amerikaan slaan opnieuw de handen ineen voor een bescheiden project in Taipei, project dat bijna tien jaar kostte om gefinancierd en gerealiseerd te krijgen. Ditmaal neemt Shih-Ching Tsou de regie op zich, met Baker als coscenarist, coproducent en monteur. Het resultaat bouwt langzaam op, maar is uiteindelijk bijzonder bevredigend.
Shu-Fen keert na jaren terug naar Taipei om er een noedelkraam te beginnen op een nachtmarkt. Ze wordt vergezeld door haar twee dochters: de onhandelbare zeventienjarige I-Ann en de schattige vijfjarige I-Jing. De vader, die zich nooit om zijn gezin bekommerde, ligt op sterven in het ziekenhuis. Geld is er nauwelijks en Shu-Fen leeft van dag tot dag om de huur van haar kraam te kunnen betalen. Haar moeder weigert haar financieel te steunen en investeert haar inkomsten uit vervalste paspoorten liever in de zaken van haar zoon.
De film wordt grotendeels bekeken vanuit het perspectief van I-Jing. Het meisje is linkshandig, wat een doorn in het oog is van haar bijgelovige grootvader, die zich naar verluidt nooit wast. Hij beweert dat linkerhanden door de duivel worden bevolen en dwingt haar uitsluitend haar rechterhand te gebruiken. Dat leidt niet alleen tot onhandige situaties, maar ook tot gebeurtenissen met verstrekkende gevolgen voor het hele gezin.
Met I-Jing als emotioneel middelpunt draait de film vooral om de haperende dynamiek tussen vier vrouwen. Shu-Fen botst voortdurend met I-Ann, die niet weet wat ze met het leven wil. Ze toont geen interesse in de kraam van haar moeder, beschouwt I-Jing als een lastpost, werkt in een notenkraam die in werkelijkheid drugs verkoopt en heeft een verhouding met haar baas. Shu-Fen zelf onderhoudt een moeizame relatie met haar moeder, die duidelijk meer genegenheid koestert voor haar succesvolle zoon, en wijst de avances af van buurman Johnny, de enige die haar oprecht probeert te helpen.
Minstens zo belangrijk als de personages is de nachtmarkt van Taipei zelf. Tsou filmde alles met een iPhone, vaak op ooghoogte van I-Jing, en portretteert het stadsdeel als een hyperverlicht, fluorescerend lunapark: een caleidoscopische wereld van fastfoodkramen, gokautomaten, nagelsalons, speelgoedwinkels en souvenirshops. Het is een glitteruniversum waar bewoners vooral proberen te overleven en de schijn op te houden.
In het eerste halfuur lijkt Left-Handed Girl zich te ontwikkelen tot een ingetogen tragikomedie met een kabbelend tempo en zonder uitgesproken climax. Niets is minder waar. De eerste akte verloopt inderdaad traag, in de tweede akte ontvouwen zich verschillende losse verhaallijnen die aanvankelijk weinig met elkaar te maken lijken te hebben, maar in de derde akte valt alles samen. De verrassend dramatische climax zet het verhaal op zijn kop en nodigt uit tot heroverweging.
Left-Handed Girl geeft aanvankelijk weinig prijs, maar groeit uit tot een rijk tragikomisch kleinood, waar je vanzelf verliefd op wordt. Onder de ogenschijnlijke eenvoud schuilt een scherpe observatie over identiteitsvorming in een grootstedelijke omgeving waar overleven een dagelijkse strijd is. De cast levert over de hele lijn sterke prestaties, met Shih-Yuan Ma als uitschieter in de rol van de wispelturige I-Ann.