
Regie: Richard Linklater | Scenario: Holly Gent, Vincent Palmo, Michèle Haberstadt, Leatitia Masson | Cast: Guillaume Marbeck (Jean-Luc Godard), Zoey Deutch (Jean Seberg), Aubry Dullin (Jean-Paul Belmondo), Adrien Rouyard (François Truffaut), Antoine Besson (Claude Chabrol), Bruno Dreyfürst (Georges de Beauregard), Roxane Rivière (Agnès Varda), e.a. | Speelduur: 106 minuten | Jaar: 2025
À Bout de Souffle van Jean-Luc Godard brak radicaal met het idee dat films gebonden zijn aan vaste regels en conventies. Hij vertrok vanuit het principe dat alles mocht: jump cuts, natuurlijke belichting, schokkerige handcamerabeelden, het doorbreken van de vierde muur, amorele antihelden zonder motieven, geïmproviseerde dialogen en intertekstuele verwijzingen. Godards middelvinger naar de ‘cinéma de papa’ beïnvloedde ontelbare filmmakers, onder wie Arthur Penn, Quentin Tarantino en Richard Linklater. Laatstgenoemde brengt nu een eerbetoon aan deze eigenzinnige prent, zonder Godard te imiteren of zelf taboes te doorbreken.
Jean-Luc Godard mag zich dan de laatste vijftig jaar van zijn leven als de charlatan van de cinema hebben gedragen, niemand kan hem zijn revolutionaire status ontnemen toen hij in 1959 À Bout de Souffle draaide: een film die even baanbrekend werd als Citizen Kane van Orson Welles. Het kon haast niet anders dan dat er ooit een reconstructie van de draaiperiode zou komen. Dat niet een Fransman maar een Amerikaan die maakt, is een goede zaak. Richard Linklater benadert zijn onderwerp nuchter en pretentieloos.
Het laatste wat Nouvelle Vague nodig had, was een regisseur die zich even Godard waande. Linklater heeft heel goed begrepen dat er maar één Godard is, en dat hij zijn film moest maken volgens zijn eigen gevoeligheden en stijl. Vergeet dus de jump cuts, de plotse onderbrekingen met geïmproviseerde dialogen en de associatieve spelletjes waarmee Godard woorden en beelden tot nieuwe betekenissen smeedde. Linklater koos wél voor zwart-wit, om de sfeer van de late jaren vijftig te behouden, én hij draaide in Frankrijk met Franse acteurs.
Daarnaast zorgt hij ervoor dat ook kijkers die niet vertrouwd zijn met de nouvelle vague alles moeiteloos kunnen volgen. Hij introduceert de mensen die meewerkten aan À Bout de Souffle met naam en achternaam. Sommigen zijn bekend: scenarist François Truffaut, technisch adviseur Claude Chabrol en Jean-Paul Belmondo, die op het punt stond uit te groeien tot Frankrijks favoriete acteur. Maar van anderen, zoals producent Georges de Beauregard of de latere scriptsupervisor en regieassistent Suzanne Schiffman, zullen weinigen gehoord hebben.
Linklater maakt het de kijker gemakkelijk door acteurs te casten die sterk lijken op de echte figuren. Guillaume Marbeck benadert niet alleen Godards uiterlijk, maar ook zijn nasale stem. Zodra Aubry Dullin verschijnt, herken je meteen Belmondo. Even slim is de keuze om geen bekende gezichten te casten. Die zouden de aandacht te veel naar de acteurs hebben getrokken. De enige ster in de film is Zoey Deutch als Jean Seberg, wat perfect aansluit bij de casting van À Bout de Souffle, waar Seberg destijds de enige bekende naam was, terwijl Belmondo nog aan het begin van zijn carrière stond.
À Bout de Souffle had nooit mogen werken. Toch groeide de film dankzij de radicaliteit en het vrijheidsstreven van de betrokkenen uit tot een rebels cinemafeest. Maar een heilig huisje kun je maar één keer met de grond gelijkmaken; daarna moet je opnieuw beginnen met bouwen. Dat verklaart waarom Godard, die halsstarrig de revolutionair bleef uithangen, uiteindelijk een parodie van zichzelf werd. Linklater wil vooral laten zien hoe en waarom dat meesterwerk in de eerste plaats tot stand kon komen, in de hoop nieuwe generaties filmmakers te inspireren, net zoals hijzelf ooit werd geïnspireerd.
Nouvelle Vague voelt daardoor eerder als een semidocumentaire onderzoeksfilm naar een fenomeen dan als een klassiek eerbetoon aan Godards debuut. Dat laatste zou het geweest zijn als Linklater zelf Godard-trucjes had toegepast. Zijn film is wél een hommage aan de periode in Frankrijk waarin filmenthousiastelingen geloofden dat alles mogelijk was. Er steekt een flinke dosis nostalgie in, omdat we nooit meer zo’n ongebreidelde vrijheid zullen meemaken. Lars von Trier en Thomas Vinterberg probeerden de nouvelle vague nog op zijn Deens te heruitvinden door – ironisch genoeg -regels op te leggen, maar Dogma 95 verwaterde snel. De revolutie was immers al lang gestreden.